ANKE LATERVEER
  • Home
  • Schrijven
    • Ja! Twaalf zinderende verhalen
    • LEFBEK
    • Publicaties >
      • Dikke prima
      • Laten we het nu eens over kindermisbruik hebben
      • Over leedmeten en copingmechanismes
      • De nieuwe vriendin
      • Geen stom jongetje
      • Mijn monster & ik
      • Tinderen & moederen
      • De schoolpleinjungle
      • #zeghet
    • Columns Kek Mama
    • Overig >
      • Een jaar na Psytrec
      • Yessss
      • Nacht
      • Brief aan alle slachtofferrolroepers
      • Oeps, je was per ongeluk een enorme lul
      • Wat je beter niet kunt zeggen
      • Stalken tot de zon komt
      • Er was iemand
  • Optreden
    • Burlesque
    • Kom kijken >
      • Speeldata - Archief
  • #zeghet
    • Hoe in het openbaar spreken over seksueel geweld zonder haatberichtjes te krijgen
    • Hoe in het openbaar te spreken over seksueel geweld zonder haatberichtjes te krijgen - korte versie
  • Zwarte Piet is Racisme
    • Nederland Wordt Beter
  • Biografie
  • Contact

Nacht

Foto
Foto: Picjumbo
Het nacht en ik zit in mijn auto. Het is al weken nacht, maar nu ook op de klok. Ik heb mijn huis opgeruimd, mijn mail en social media opgeschoond en mooie kleren aangedaan. Geappt met vriendinnen, briefjes geschreven en mijn vriendje welterusten gewenst. En nu zit ik dan in de auto. De groene letters op mijn dashboard zeggen zachtjes 2:33. In de nacht is alles stiller. Ik voel me goed. Rustig. Voor het eerst in maanden eigenlijk. Ik rijd over de ringweg richting Velsertunnel. Netjes zeventig kilometer per uur. Ik heb een doel, maar geen haast. 

Vlak voor de tunnel zal ik het gaspedaal iets verder indrukken, tot ik 140 rijd. Dan zal ik met een sierlijke draai van het stuur mijn auto tegen de wand van de tunnel parkeren. Samen met mijn leven eindigen daar mijn nachtmerries, mijn herbelevingen, mijn pijn en mijn verdriet. Ik kan niet wachten.

Drie uur later zit ik onder fel tl-licht op een bank in een grote witte ruimte. Naast me een meneer. ‘Vertel nog eens 1x hoe het nou gegaan is?’ zegt de meneer. 
Ik vertel. Van de pijn, van de weken die ik alleen maar in bed doorbracht, van de herbelevingen die me zo verlamden dat ik letterlijk niet kon bewegen, soms urenlang. Van die keer dat ik ijs uit de vriezer gehaald had omdat ik me wat beter voelde en uren later bijkwam naast een bak smurrie waar stukjes cookiedough in dreven. Nog voor mijn eerste hap was ik verdwenen in het eindeloze niets van mijn herinneringen. Tot ik op een dag wakker werd en me anders voelde. Lichter. Beter. En met een plan.

‘En toen?’ vraagt de meneer. 
‘Toen reed ik naar de Velsertunnel,’ zeg ik. 
‘Maar nu ben je hier.’
‘Ja. De tunnel was dicht. Werkzaamheden.’
‘Dat is balen.'
'Later lachen we erom.'
'Misschien. Wil je koffie?’
'Nee, dank u.'
‘Wil je iets anders?’
‘Dood,’ zeg ik. ‘Ik wil nog steeds graag dood als dat mag.’
‘Daar kan ik je niet mee helpen. Ik bedoel: het is je eigen keuze, maar ik kan je er niet in steunen. Maar stel nou dat je niet dood kan, wat wil je dan?’
‘Dan zou ik wel naar mijn auto willen. Die staat nog op het industrieterrein waar de ambulance me opgepikt heeft.’
‘Ga je dan alsnog tegen een tunnelwand rijden?’
‘Nee. Het is al bijna dag. De ochtendspits is zonder mij al erg genoeg.’
‘Als je van de psychiater weg mag, breng ik je naar je auto. Ga naar huis. Hier moet je niet zijn. Dit is een plek voor zieke mensen. Niet voor jou. Hier word jij alleen maar zieker.’

'Je kunt ook euthanasie vragen,' zegt de man later. Hij kijkt voor zich uit door het raam van zijn auto waarachter Amsterdam snel dichterbij komt. 'Ook bij ondragelijk psychisch lijden kun je soms hulp bij sterven krijgen. Maar weet je? Probeer eerst traumatherapie. Ik hoor er goede dingen over. Wie weet.'

En dan zit ik in mijn auto en zwaai ik naar de rode achterlichten van de auto van de verpleegkundige. Ik start en rij naar huis. 6.17 is het. Ik ben moe.

Een maand later. Alweer in de auto. Nu op de passagiersstoel. Vriendin M rijdt. Ze is door de Velsertunnel gekomen. Die is weer open. We rijden naar een bos. In het bos is een kliniek. Daar doen ze wonderen voor ‘mensen zoals ik’. M en ik lopen een rondje met een verpleegkundige. Ze wijst de douche en de wc en waar mijn kamer is. Ik geef M een kus en de verpleegkundige mijn telefoon. Ga op het bed in mijn nieuwe kamer zitten. Het is hard en heeft een donkerblauwe plastic hoes. ‘Als dit niet lukt, mag je alsnog naar de tunnel,’ fluisterbeloof ik mezelf. ‘Dan heb je alles geprobeerd.’ 

PS: Het lukte en het werd weer dag. Als jij dit leest terwijl je zelf dood wil, zoek dan hulp, want die is er. Je kunt bijvoorbeeld beginnen bij www.113.nl. Zij zijn 24u per dag, 7 dagen per week bereikbaar. En hou vol. Als ik het kon, kan jij het ook.
Aangestuurd door
✕